Naar de inhoud springen
WR.nl Vacatures logo
wr logo
  • Vacatures zoeken
    • Hoe werkt het?
  • Vacature plaatsen
    • Werving en selectie
  • Blog
  • Contact
  • Home
  • Cursussen
  • Balans

Balans

Bedrijven zijn organisaties met als doel: levering van diensten en goederen. Het werk wat hier voor nodig is om dit te kunnen leveren, wordt door de mens met behulp van middelen verricht. Denk daarbij aan bedrijfsauto’s, gebouwen en computersystemen. Dit moet allemaal goed worden bijgehouden. Daardoor kun je onder andere zien of het goed of slecht met het bedrijf gaat. De financiele administratie is het hart van de boekhouding. Hier worden bijvoorbeeld de facturen, inkomende- en uitgaande betalingen gecollecteerd en verwerkt. Ook kunnen op deze afdeling overzichten worden gemaakt van het crediteuren- en debiteurenverloop.

Uitgangspunt van boekhouden

Ieder bedrijf ziet de noodzaak van een goede informatievoorziening. Deze voorziening is nodig om:

  • Een keuze te maken in het beleid die gevoerd moet worden.
  • Processen in het bedrijf te kunnen beheersen
  • Je te kunnen verantwoorden waarom je deze keuzes heb gemaakt.

Administreren houdt in: Collecteren, determineren, uitvoeren en het uitgeven van informatie op systematische basis. In het gehele proces van administratie maakt de boekhouding hiervan een klein onderdeel uit. De boekhouding houdt zich bezig met feiten en registratie omtrent het bezit, de schuld en het (eigen) vermogen van het bedrijf. Een andere term voor boekhouding is financiële administratie. Tegenwoordig wordt de administratie op de computer met de daarbij behorende softwarepakketten gedaan.

In de wet is geregeld dat elke bedrijfseigenaar een boekhouding moet voeren en 1 keer in het jaar de balans opmaakt. Naast dat het verplicht is, is het ook nuttig om een administratie te voeren. Zo heb je een overzicht van het bezit, de schuld, het eigen vermogen en de opbrengsten met de daarbij behorende kosten (het bedrijfsresultaat).

Inventarisatie

Als je op een bepaald moment een lijst opstelt waarop de bezittingen en schulden staan van het bedrijf, spreek je van een inventarisatielijst. Bepaalde posten worden aangegeven in hoeveelheid en sommige posten in een waarde. Uiteindelijk kun je door inventarisatie de balans opmaken.

Voorbeeld 1
De heer J. de Groot heeft een zaak in kantoorartikelen te Den Bosch. Per 1 januari verzamelt hij gegevens over de bezittingen en schulden van zijn bedrijf.

  • Waarde bedrijfspand € 180.000
    Het bedrijfspand is gekocht en dus in bezit van de onderneming. Als het pand zou worden gehuurd, is het geen bezit van de onderneming.
  • Waarde inventaris € 50.000
    Inventaris zijn de hulpmiddelen van het bedrijf, bijvoorbeeld de bureaus, stoelen en de computers met uitzondering van de onroerende zaken.
  • Waarde voorraad handelsgoederen € 150.000
    Deze waarde wordt bepaald door de aanwezige voorraad handelsgoederen te tellen en daarna te vermenigvuldigen met de inkoopprijs. Bij het inventariseren van de voorraad worden dus alle handelsgoederen geteld.Bijvoorbeeld:
    85 rekenmachines merk X á € 17 per stuk = € 1.445
    15 financiële calculators merk Y á € 137 per stuk = € 2.055
    Etc.
  • Te vorderen van afnemers
    Debiteuren zijn afnemers die 1 of meerdere rekeningen bij de leverancier hebben openstaan. Deze afnemers betalen niet gelijk, maar binnen een afgesproken termijn.

Bijvoorbeeld:
Krachtman € 3.200
Veder € 1.275
Etc.

  • Aanwezig kasgeld € 2.000
    Dit is de inhoud van de kassa
  • Tegoed bank € 3.000
    Dit is het saldo op de betaalrekening.
  • Lening bij de bank € 20.000
  • Hypothecaire schuld o/g € 140.000
    Dit is een schuld op de langere termijn met als onderpand onroerend goed, meestal het bedrijfspand.
  • Te betalen aan leveranciers € 90.000
    Crediteuren zijn leveranciers aan wie het bedrijf nog een (rest)bedrag open heeft staan.

De heer J. de Groot kan uit deze gegevens de volgende inventaris opstellen:

Inventaris per 1 januari

Bezittingen:
Bedrijfspand € 180.000
Inventaris € 50.000
Voorraad handelsgoederen € 150.000
Debiteuren € 20.000
Kas € 2.000
Postbank € 3.000
Totaal bezittingen € 405.000

Schulden:
Bank € 20.000
7.5% Hypotheek o/g € 140.000
Crediteuren € 90.000
Totaal schulden € 250.000

Eigen vermogen

Eigen vermogen = bezittingen – schulden
Uit de inventaris is af te lezen hoeveel geld eigenaar J. de Groot zelf in zijn zaak heeft zitten. Dit noemen we het eigen vermogen. Het eigen vermogen van J. de Groot bedraagt bezittingen € 405.000 minus schulden 250.000 = € 155.000.

Oefenopgave 1
Rijwielhandelaar B. Alblas heeft per 1 januari de volgende gegevens verzameld:
• Voorraad handelsgoederen € 12.800
• Kasgeld € 1.500
• Geldlening o/g € 10.000
• Postbank € 6.500
• Waarde winkelpand € 135.000
• Schuld aan leveranciers € 12.000
• Te vorderen van afnemers € 900
• Waarde inventaris € 16.500

Gevraagd:
a. Stel de inventaris samen van B. Alblas per 1 januari
b. Hoeveel bedraagt het eigen vermogen van B. Alblas op 1 januari?

Balans

De balans van J. de Groot uit voorbeeld 1 ziet er per 1 januari er als volgt uit:

De balans moet zowel aan de debetzijde als de creditzijde gelijk zijn. Balans in scrontovorm heeft een linker- en een rechterkant.

De balans kan ook op een andere manier worden opgesteld:

Balans per 1 januari

Toelichting op de posten op de balans
In een balans kunnen we verschillende groepen van posten onderscheiden. Aan de debetzijde staan de bezittingen, ofwel de activa.

De activa worden als volgt onderverdeeld:
– Vaste activa: langlopende bezittingen die langer dan een jaar meegaan..
– Vlottende activa: bezittingen die korter dan een jaar meegaan en worden omgezet in geld.
– Liquide activa of liquide middelen: Dit zijn gelden in kas of bank. Deze gelden behoren ook tot de vlottende activa. Deze worden meestal afzonderlijk genoemd en zijn direct opneembaar. Om te kijken wat de ondernemer met deze middelen doet, moet je op de debetzijde kijken.

Voor de schulden, oftewel de passiva, kijk je op de creditzijde en wordt verdeeld in:

Aan de creditzijde staan de schulden, of wel de passiva worden als volgt onderverdeeld:
– Eigen Vermogen: wat ondernemers in hun bedrijf stoppen. Dit is geen schuld, maar staat wel op de creditzijde. Eigenlijk is de eigenaar vermogensverschaffer. Naast het eigen vermogen, wordt er ook door anderen van buiten de onderneming vermogen verschaft: het vreemd vermogen.
– vreemd vermogen (schulden) op lange termijn: schulden die niet binnen een jaar terugbetaald hoeven te worden. In deze balans de hypotheek o/g.
– vreemd vermogen (schulden) op korte termijn: schulden die binnen een jaar terug betaald moeten worden. In deze balans de crediteuren en de bank.
De creditzijde van de balans laat zien hoe de ondernemer aan zijn geld is gekomen.

Op een balans in scrontovorm kunt u dus de volgende groepen onderscheiden.
balans
Vaste activa
Vlottende activa
Liquide middelen Eigen vermogen
Vreemd vermogen op lange termijn
Vreemd vermogen op korte termijn

Oefenopgave 2
In oefenopgave 1 hebt u de inventaris opgesteld van rijwielhandelaar B. Alblas per 1 januari en het eigen vermogen berekend. We herhalen hier de gegevens van oefenopgave 1.
Rijwielhandelaar B. Alblas heeft per 1 januari de volgende gegevens verzameld:
– voorraad handelsgoederen € 12.800,-
– kasgeld € 1.500,-
– geldlening o/g € 10.000,-
– Postbank € 6.500,-
– waarde winkelpand € 135.000,-
– schuld aan leveranciers € 12.000,-
– te vorderen van afnemers € 9.000,-
– waarde inventaris € 16.500,-

a. stel de balans samen van B. Alblas per 1 januari.

b. Welke balansposten behoren tot de vaste activa?

c. Welke balansposten behoren tot de vlottende activa?

d. Welke balansposten behoren tot de liquide middelen?

e. Welke balansposten behoren tot de schulden op lange termijn?

f. Welke balansposten behoren tot de schulden op korte termijn?

Een opmerking over de balanspost bank. Een bank kan zowel op de debetzijde als op de creditzijde voorkomen. Als de onderneming een banktegoed heeft, dan staat de post lening bank op de creditzijde. Als de onderneming met een bank een rekening- courantverhouding heeft, betekent dit dat het saldo van dag tot dag kan veranderen. Dit komt omdat met behulp van deze rekening-courant betalingen worden verricht of omdat anderen via deze rekening-courant aan de onderneming betalen. Een rekening-courantverhouding met een bank kan door bij- en afschrijvingen, stortingen en opnamens. Vergelijk dit met uw eigen bankrekening. U kunt een banktegoed hebben, maar ook “rood” staan.

Oefenopgave 3
Wijnhandelaar D. Pronk heeft de volgende gegevens verzameld per 31 december:
• In kas aanwezig € 380
• Tegoed op de Postbankrekening 1.200
• Er was nog geld verschuldigd wegens levering van goederen door Wijnimporta NV € 4.500 Fa. Ge Goekoop € 1.500 en Imporda NV € 2.000
• Te goed bij de bank € 4.000
• Goederenvoorraad: 200 literflessen Gironde witte wijn á € 6.5, 250 flessen rode wijn van hetzelfde merk á € 8.4, 400 flessen Bordeaux Superieur á € 12.50, 300 flessen Rijnwijnen á € 4.50 en 200 flessen Koblenzerwein á € 7.50.
• Geldlening o/g bij de kredietbank € 16.000.
• Er was nog te vorderen wegens levering van goederen op rekening van D. Brouwer € 500 van G. Zeiler € 1.500 van J. Smal € 700 eb van G. Dropper € 300.
• Het winkelpand werd getaxeerd op € 186.000.
• De hypotheekbank verstrekte een 7€ hypothecaire lening van € 116.000.
• De inventaris werd getaxeerd op € 24.000.

a. Stel de balans samen van D. Pronk per 31 december.
b. Welke balansposten behoren tot de vaste activa?
c. Welke balansposten behoren tot de vlottende activa?
d. Welke balansposten behoren tot de liquide middelen?
e. Welke balansposten behoren tot de schulden op lange termijn?
f. Welke balansposten behoren tot de schulden op korte termijn?

Mutaties

De balans is een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen van een onderneming op één moment. Zodra er in de onderneming een financieel feit plaatsvindt (inkoop, verkoop etc.) is de balans niet meer juist. We geven een aantal financiële feiten en laten zien wat er verandert in de balans.

Voorbeeld 2
Uitgangspunt is de balans van J. de Groot per 1 januari 20..:

Financieel feit 1:
Op 2 januari 20.. bericht ontvangen van de Postbank dat er een bedrag van € 5.000,- is bijgeschreven wegens betaling door enkele afnemers. Welke veranderingen vinden er plaats in de balans?
Mutaties ( = veranderingen).
• Bezit Postbank neemt toe met € 5.000,-
• Bezit Debiteuren neemt af met € 5.000,-.

Nieuwe Balans:

Controle: Debet is € 405.000,- en Credit is € 405.000,-.

Financieel feit 2:
Op 3 januari 20.. bericht ontvangen van de Postbank dat er een bedrag van € 2.500,- is afgeschreven wegens betaling aan enkele leveranciers.
Mutaties (= veranderingen).
• Bezit Postbank neemt af met € 2.500,-
• Schuld Crediteuren neemt af met € 2.500,-

Balans per 3 januari 20..

Controle: Debet is € 402.500,- en Credit is € 402.500,-.

Financieel feit 3:
Op 4 januari 20.. bericht ontvangen van de bank dat er een bedrag van €2.000,- is bijgeschreven wegens betaling door enkele afnemers.
Mutaties ( = veranderingen).
• Schuld bank neemt af met € 2.000,-.
• Bezit Debiteuren neemt af met € 2.000,-.

Nieuwe Balans:

Controle: Debet is € 400.500,- en Credit is € 400.500,-.

Financieel feit 4:
Op 5 januari 20.. ontvangen in het magazijn de op rekening gekochte goederen.
Totaalbedrag volgens ontvangen factuur € 12.000,-.
Mutaties (= veranderingen).
• Bezit Voorraad handelsgoederen neemt toe met € 12.000,-.
• Schuld Crediteuren neemt toe met € 12.000,-.

Nieuwe Balans:

Controle: Debet is € 412.500,- en Credit is € 412.500,-.

We constateren dat er door vorenstaande financiële feiten wijzigingen zijn in de samenstelling van het eigen vermogen maar niet in de grootte van het eigen vermogen.
In het volgende voorbeeld ziet u de verwerking van een aantal financiële feiten die wel invloed hebben op de grootte van het eigen vermogen.

Voorbeeld 3
Op 6 januari 20.. zijn goederen met een inkoopwaarde van € 10.000,- per kas verkocht voor € 14.000,-.
Mutaties (= veranderingen).
• Bezit Voorraad handelsgoederen neemt af met € 10.000,-
• Bezit Kas neemt toe met € 14.000,-
• Eigen Vermogen neemt toe met € 4.000,-
Het verschil is tussen de verkoopprijs en de inkoopwaarde (14.000,- minus 10.000,-) noemen we de brutowinst en deze komt ten goede aan de eigenaar van de onderneming. Dus het eigen vermogen neemt toe.

Nieuwe balans:

Controle: Debet is € 416.500,- en Credit is € 416.500,-.

Financieel feit 6:
Op 7 januari 20.. per kas betaald de interest van de hypotheek over januari € 875,-. De kosten van de hypotheeklening bedragen 7,5% van het bedrag van de lening per jaar. De interestkosten bedragen per maand 7,5% x € 140.000,-/12= € 875,-.
Mutaties (= veranderingen).
• Bezit Kas neemt af met € 875,-
• Eigen vermogen neemt af met € 875,-

Nieuwe Balans:

Controle: Debet is € 415.625,- en Credit is € 415.625,-.

Financieel feit 7:
Op 8 januari 20.. per kas opgenomen voor privédoeleinden € 2.000,-.
Mutaties ( = veranderingen).
• Bezit Kas neemt af met € 2.000,-.
• Eigen vermogen neemt af met € 2.000,-.

Nieuwe balans:

Controle: Debet is € 413.625,- en Credit is € 413.625,-.

We constateren dat er door vorenstaande financiële feiten wijzigingen zijn in de samenstelling van het eigen vermogen en in de grootte van het eigen vermogen.

Dubbel boekhouden
Wat we hiervoor gedaan hebben, noemen we de methode van het dubbel boekhouden. We noemen dit zo omdat we het eigen vermogen op twee manieren kunnen bepalen:
• Aan het eind van een periode kunnen we het eigen vermogen berekenen door van de bezittingen de schulden af te trekken.
Per 8 januari bedraagt het eigen vermogen: € 413.625,- – € 257.500,-= € 156.125,-.
• Aan het eind van de periode kunnen we het eigen vermogen ook bepalen door de oorzaken van de veranderingen van het eigen vermogen te verzamelen:

Begin eigen vermogen 5 januari 20.. € 155.000,-
Bij: brutowinst financieel feit 5 € 4.000,-
Af: interestkosten financieel feit 6 – 875,-
Nettowinst € 3.125,-
Af: privé-opnamen financieel feit 7 – 2.000,-
– 1.125,-
Eind eigen vermogen 8 januari 20.. € 156.125,-

Dus dubbel boekhouden is:
• aantekenen van veranderingen in de samenstelling van het eigen vermogen
• aantekenen van de oorzaken die leiden tot verandering in de grootte van het eigen vermogen.

Resultaat
U ziet dat de balans het eigen vermogen op een bepaald moment aangeeft. Op 5 januari bedroeg het eigen vermogen € 155.000,-, op 8 januari € 156.125,-. Door deze twee balansen te vergelijken kunnen we de verandering van het eigen vermogen vaststellen. Het eigen vermogen is toegenomen met € 1.125,-.
In de boekhouding wordt vastgelegd op welke wijze deze toename tot stand is gekomen.

Door het vastleggen van de opbrengsten en de kosten van de bedrijfsactiviteiten in de boekhouding kunnen we nagaan hoe het bedrijfsresultaat, winst of verlies, in een bepaalde periode tot stand is gekomen. Dit resultaat moet dan nog gecorrigeerd worden met de prive-opname om de uiteindelijke vermogenstoename vast te stellen.

Oefenopgave 4
De heer A. Barendrecht te Leiderdorp heeft per 1 januari 20.. de volgende inventaris opgemaakt van zijn “doe het zelf” winkel:
Winkelpand € 300.000,-
Voorraad goederen € 580.000,-
Winkelinrichting € 150.000,-
Schuld aan leveranciers € 45.000,-
Inventaris € 75.000,-
Auto’s € 50.000,-
Schuld bij de bank € 120.000,-
Hypothecaire schuld € 225.000,-
Tegoed bij de Postbank € 6.000,-
Kasgeld € 4.800,-
Te vorderen van afnemers € 12.200,-

a. Stel de balans per 1 januari 20.. samen.
Let op de namen van de balansposten en de volgorde van de balansposten.

In januari vinden in het bedrijf van Barendrecht de volgende financiële mutaties plaats:
1. Er worden goederen ontvangen ter waarde van € 12.000,- deze goederen zijn op rekening gekocht. De bijbehorende facturen zijn ontvangen.
2. Pas kas verkocht goederen voor € 20.000,-. De goederen hebben een inkoopwaarde van € 15.000,-.
3. Op rekening verkocht goederen voor € 1.600,-. De goederen hebben een inkoopwaarde van € 1.200,-.
4. Het rekeningafschrift van de bank geeft aan dat er een bedrag van € 2.000,- is bijgeschreven wegens betalingen door afnemers en dat er is afgeschreven een bedrag van € 18.000,- wegens betalingen aan leveranciers.
5. Volgens de afrekening van de Postbank is er een bedrag afgeschreven van € 1.500,- wegens betaling van diverse kosten en een bedrag van € 1.800,- wegens privéopnamen.

b. Geef de balans per 31 januari 20.. nadat vorenstaande financiële feiten zijn verwerkt.

c. Hoe groot is het eigen vermogen op 31 januari 20..?

d. Bereken het eigen vermogen op 31 januari 20.. ook door uit te gaan van de oorzaken van de verandering van het eigen vermogen.

Oefenopgave 5
Op het examen wordt de theoretische kennis getoetst met behulp van meerkeuzevragen. Ter oefening vindt u in elk hoofdstuk een aantal meerkeuzevragen.

Opgave 1 Wat wordt in de boekhouding bedoeld met inventariseren?

A. Een berekening maken van de waarde van de kantoorinventaris.
B. Een lijst maken van alle bezittingen en schulden en de waarde daarvan.
C. Een lijst maken met de waarde van alle bezittingen.
D. Een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen op één
moment..

Opgave 2 Bart de Groot heeft aan Sylvia Klein goederen op rekening verkocht.
Bart en Sylvia komen elkaar tegen op straat.
Welke bewering is juist?

I. Bart denkt: daar loopt een crediteur van mij.
II. Bart denkt: daar loopt een debiteur van mij.
III. Sylvia denkt: daar loopt een crediteur van mij.
IV. Sylvia denkt: daar loopt een debiteur van mij.

A. I en IV zijn juist.
B. II en III zijn juist.
C. I en III zijn juist.
D. Alle beweringen zijn onjuist.

Opgave 3 Welke bewering is of welke beweringen zijn juist?

A. Schulden + Bezittingen = Eigen vermogen.
B. Schulden – Bezittingen = Eigen vermogen.
C. Bezittingen + Schulden = Eigen vermogen.
D. Bezittingen – Schulden = Eigen vermogen.

Opgave 4 Op een balans bedragen de schulden € 90.000,-. Het eigen vermogen bedraagt € 40.000,-. Hoe groot zijn de bezittingen?

A. € 40.000,-
B. € 50.000,-
C. € 90.000,-
D. € 130.000,-

Opgave 5 Van het eigen vermogen zijn de volgende gegevens bekend:
• Eigen vermogen op 1-1-2006 € 400.000,-
• Eigen vermogen op 1-1-2007 € 490.000,-
• Eigen vermogen op 1-1-2008 € 460.000,-

Welke veranderingen aan het vermogen zijn er plaatsgevonden in 2006 en in 2007.

A. 2006 vermogenstoename € 90.000,- 2007 vermogenstoename € 30.000,-
B. 2006 vermogenstoename € 90.000,- 2007 vermogensafname € 30.000,-
C. 2006 vermogensafname € 90.000,- 2007 vermogenstoename € 30.000,-
D. 2006 vermogensafname € 90.000,- 2007 vermogensafname € 30.000,-

Ondernemingsvormen

Elk onderneming die zaken doet, komt in aanraking met wetgeving en het recht. Een organisatie moet een rechtsvorm hebben. Er moet een keuze gemaakt worden welke rechtsvorm de onderneming aanneemt. In het eerste deel van dit hoofdstuk worden voorbeelden van eenmanzaken gegeven. Bij een eenmanszaak is er één eigenaar die tevens de leiding heeft. Alle winst en verlies gaat naar het eigen vermogen van de eigenaar. Komt de onderneming in financiële moeilijkheden dan is de eigenaar van een eenmanszaak persoonlijk aansprakelijk. De keuze van de rechtsvorm heeft dus gevolgen voor onder andere de financiering van de onderneming, de juridische aansprakelijkheid en de leiding over en de zeggenschap in de onderneming.

Rechtspersonen
Er wordt onderscheid gemaakt tussen natuurlijke personen en rechtspersonen.
Natuurlijke personen zijn mensen. Rechtspersonen zijn organisaties die zelf rechten en plichten hebben. Rechtspersonen kunnen zelfstandig rechtshandelingen verrichten, zoals het afsluiten van een contract.

Je hebt twee soorten rechtspersoonsvormen:
• Rechtsvormen zonder rechtspersoonlijkheid:
– eenmanszaak
– vennootschap onder firma (v.o.f.)
– maatschap.
• Rechtsvormen met rechtspersoonlijkheid:
– Besloten Vennootschap (B.V)
– Naamloze Vennootschap (N.V)
– vereniging
– stichting.

Rechtsvormen zonder rechtspersoonlijkheid worden ook wel personenassociaties of persoonlijke ondernemingen genoemd.
Zo worden de rechtsvormen met rechtspersoonlijkheid ook wel kapitaalassociaties of onpersoonlijke ondernemingen genoemd.

Bij oprichting van een organisatie moet er een rechtsvorm gekozen worden, dit is de juridische vorm die de organisatie kiest. De keuze van een juridische vorm is niet vrij. Zo kan een voetbalvereniging niet kiezen voor een eenmanszaak en kan een bedrijf niet kiezen voor een vereniging. Het verschil zit in de term organisatie.
Een organisatie heeft meerdere betekenissen. Iedere samenwerking tussen personen zou je een organisatie kunnen noemen. Ondernemingen zijn organisaties die het leveren van goederen en diensten als doel hebben en daarbij streven naar winst.

Bij het maken van keuzes worden op de volgende punten gelet:.
We bespreken hier onder andere:
– De continuïteit van de organisatie.
Is het voortbestaan van de onderneming gewaarborgd?
– De financiering.
Hoe makkelijk is het om vermogen aan te trekken?
– De juridische aansprakelijkheid.
Wie is er aansprakelijk als de onderneming in financiële moeilijkheden komt?
– Leiding, besluitvorming en zeggenschap.
Wie heeft het voor het zeggen in de onderneming?

In dit hoofdstuk komen de rechtsvormen zonder rechtspersoonlijkheid aan bod.

Rechtsvormen zonder rechtspersoonlijkheid

Eenmanszaak
De eenmanszaak is de eenvoudigste rechtsvorm, voor deze rechtsvorm is geen wetsbepaling geregeld . Het zakelijk vermogen en het privévermogen van de ondernemer zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als men een overeenkomst sluit met een eenmanszaak dan sluit u een overeenkomst met de eigenaar.

Aan de oprichting van de eenmanszaak zijn geen bijzondere eisen gesteld. Wel moet de eigenaar van de eenmanszaak zich inschrijven in het handelsregister. De handelsregister wordt bijgehouden door de Kamer van Koophandel.
De handelsregister kan door ieder gezien worden, dit kan bij de Kamer van Koophandel of via de website www.kvk.nl

De eenmanszaak heeft één eigenaar, maar kan wel veel werknemers hebben. Het voortbestaan van de onderneming is echter volledig afhankelijk van de eigenaar.

De eigenaar is degene die de leiding heeft en de beslissingen neemt. De eigenaar heeft zelf volledige zeggenschap over zijn onderneming.

Kapitaal inbreng of het eigen vermogen van de eenmanszaak wordt ingebracht door de eigenaar. Het eigen vermogen zal daardoor meestal een bescheiden bedrag zijn. Dit heeft gevolgen voor het aantrekken van vreemd vermogen (leningen). De verstrekkers van leningen vragen zekerheden (ook wel onderpanden genoemd) om hun uitgeleende geld weer terug te krijgen. Deze zekerheid moet echter van slechts één persoon komen. Hierdoor zijn de financieringsmogelijkheden voor de eenmanszaak beperkt waardoor uitbreiding moeilijk is.

Belasting verplichtingen. De eigenaar van een eenmanszaak betaalt inkomstenbelasting over zijn winst uit onderneming.

De eigenaar van een eenmanszaak is volledig aansprakelijk voor de schulden van een onderneming. Omdat een eenmanszaak geen rechtspersoon is, is de eigenaar ook aansprakelijk met zijn privévermogen.
Als de ondernemer failliet gaat zal de eigenaar zowel privé als zakelijk al zijn bezittingen kwijt raken.

Vennootschap onder firma
Een vennootschap onder firma is een bedrijf bestaande uit meerdere personen die onder een gemeenschappelijke naam wordt gedreven. De vennootschap onder firma is in de wet geregeld. De eigenaren van een vennootschap onder firma worden vennoten of firmanten genoemd.

De wet heeft geen bijzondere regels opgesteld voor de oprichting van een vennootschap onder firma. De onderlinge afspraken van vennoten worden op papier vastgelegd. Dit kan door het opstellen van een onderhandse akte. Deze akte kan door vennoten zelf opgesteld worden, maar ook door de notaris. Een akte die door een notaris wordt gemaakt noemt men een notariële akte . Een vennootschap onder firma moet ook ingeschreven worden in het handelsregister van de kamer van koophandel.

Het voortbestaan van de vennootschap onder firma is beter gegarandeerd dan bij de eenmanszaak omdat er meer eigenaren zijn. Maar als één van de vennoten wegvalt kan dit in de praktijk tot grote problemen leiden. De werkzaamheden die de vennoot verrichte, moeten overgenomen worden door de achtergebleven vennoten onderling, tegelijk verdwijnt ook het vermogen dat de vennoot in de firma had zitten.

Bij een vennootschap onder firma is taakverdeling tussen de vennoten mogelijk. Bij een vennootschap onder firma kan elke vennoot leidinggeven aan een deel van de werkzaamheden, zoals inkoop, verkoop of administratie. Dit betekent wel dat de vennoten veel moeten overleggen en dat er kans op onenigheid bestaat.

Alle vennoten kunnen eigen vermogen inbrengen in de vennootschap onder firma. Hierdoor zal het eigen vermogen van een vennootschap onder firma groter zijn dan het eigen vermogen van een eenmanszaak. Dit geeft ook meer mogelijkheden voor het aantrekken van vreemd vermogen. Er zijn meer eigenaren bij een vennootschap onder firma dus kunnen er ook meer zekerheden geboden worden.

De winst van de vennootschap onder firma wordt over de eigenaren verdeeld.
De vennoten genieten winst uit onderneming en vallen net als de een eenmanszaak onder de inkomstenbelasting.

De vennoten zijn bij een vennootschap onder firma hoofdelijk aansprakelijk.
De schuldeiser kan elke vennoot voor de volledige schuld aanspreken. De schuldeiser hoeft dus niet bij elk van de vennoten een evenredig deel te vorderen.
Een vennootschap onder firma is geen rechtspersoon en dat betekent dat de vennoten ook met hun privévermogens aansprakelijk zijn.

Publicatieplicht
Publicatie plicht is alleen geldig voor rechtsvormen met een rechtspersoonlijkheid dat wil zeggen dat een onderneming zonder rechtsvormen geen balans, resultatenrekening openbaar hoeven te publiceren.

Oefenopgave 6
a. Noem twee kenmerken van een eenmanszaak.
b. Noem twee voordelen en twee nadelen van een eenmanszaak.
c. Welke zekerheid kan een verschaffer van vreemd vermogen bedingen als hij geld uitleent aan een eenmanszaak?
d. Noem drie oorzaken waardoor een eenmanszaak kan eindigen.
e. Noem twee kenmerken van de vennootschap onder firma.
f. Noem twee voordelen en twee nadelen van de vennootschap onder firma.
g. Omschrijf het begrip hoofdelijke aansprakelijkheid?
h. Bedenk drie manieren waarop een vennootschap onder firma kan ontstaan.
i. Welke problemen kunnen ontstaan als een vennoot bij de vennootschap onder firma wegvalt?
j. Wanneer beëindigt de rechtsvorm vennootschap onder firma?

Maatschap
De maatschap is een samenwerkingsvorm tussen twee of meer personen, de “maten”, die ieder iets inbrengen. Het voordeel dat hieruit voortvloeit wordt gedeeld. De inbreng kan arbeid, geld en goederen zijn.

Keuze voor de maatschapsvorm wordt grotendeels door vrije beroepsuitoefenaren, zoals artsen, accountants en therapeuten gekozen.

Er is geen wettelijke plicht om een akte op te stellen bij de oprichting van een maatschap. Wel is het verstandig om afspraken tussen de maten schriftelijk vast te leggen. Bij het opstellen van een maatschapakte kan een accountant of een juridisch adviseur behulpzaam zijn. Het is verstandig om deze akte bij de notaris vast te leggen.

De volgende afspraken kunnen voorkomen in een maatschapscontract;
• de inbreng van de maten
• de winstverdeling, De winst wordt verdeeld in verhouding tot de inbrengsten, behalve als er iets anders is vastgelegd in het maatschapscontract. Het is verboden te regelen dat de gehele winst aan een maat toekomt. Elk van de maten is bevoegd beheersdaden te verrichten, tenzij een andere regeling is overeengekomen. Daden van beheer zijn handelingen die tot de normale gang van zaken van de maatschap worden gerekend. Alle handelingen die hierbuiten vallen, kunnen alleen door de maten samen worden verricht.
• De maatshap is een rechtsvorm zonder rechtspersoonlijkheid, deze rechtsvorm hoeft niet in het handelsregister ingeschreven worden, reden hiervoor is dat de maatschap geen bedrijf uitoefent. De maatschap wordt immers gekozen door vrije beroepsbeoefenaren. In het handelsregister staan alleen bedrijven ingeschreven en geen beroepsbeoefenaren.

De maten kunnen namens de maatschap een overeenkomst sluiten, waarna alle maten aansprakelijk zijn voor gelijke delen. Als een maat onbevoegd handelt, zijn de andere maten in beginsel niet aansprakelijk. De onbevoegd handelende maat heeft in dat gevel slechts zichzelf gebonden.

Elke maat heeft een eigen vermogen, Bij de maatschap is er in principe geen sprake van een “afgescheiden vermogen” (een vermogen dat is afgescheiden van het privévermogen van de maten). Schuldeisers kunnen bij de individuele maten uitsluitend terecht voor gelijke delen. Schuldeisers van de maatschap hebben volgens de wet geen voorrang op privéschuldeisers.

De inkomstenbelasting wordt door iedere maat zelf over het eigen deel van de winst betaald. De belastingdienst ziet de maten als zelfstandige ondernemers. De maat heeft recht op een aantal belastingfaciliteiten zoals de ondernemings-, investeringsaftrek en de fiscale oudedagvoorziening.

Bij het overlijden of uittreden van een maat beëindigt de maatschap volgens de wetsbepalingen. Om het voortbestaan van de maatschap veilig te stellen, kunnen in het maatschapcontract regelingen worden opgenomen die het de overblijvende maten mogelijk maken de maatschap (al dan niet met een nieuwe maat) voort te zetten.

Faillissement en surseance van betaling

Surseance van betaling
Een organisatie die in financiële problemen komt, hoeft niet meteen failliet te gaan. Een organisatie kan een faillissement voorkomen door tijdig bij de rechter surseance van betaling aan te vragen. Surseance van betaling betekent uitstel van betaling. Als de rechter de surseance toestaat, krijgt de organisatie de tijd om haar financiën op orde te krijgen. De rechter benoemt een bewindvoerder die toezicht houdt op de financiële gang van zaken bij de organisatie. Tijdens de surseance van maximaal anderhalf jaar, kunnen de schuldeisers hun vordering niet opeisen. Zijn na de surseance de financiële problemen nog niet opgelost dan wordt alsnog het faillissement uitgesproken.

Faillissement wordt door twee of meer schuldeisers of door het openbaar ministerie aangevraagd, dit is het geval wanneer een organisatie haar schulden niet betaalt. De rechter moet het faillissement uitspreken en benoemt een curator. De curator houdt zich bezig met het afwikkelen van het faillissement.

Bij een faillissement is het van belang of de organisatie rechtspersoonlijkheid bezit. Als de organisatie geen rechtspersoonlijkheid bezit worden ook de privébezittingen van de eigenaren in het faillissement betrokken.

Oefenopgave 7
Kees de Graaf heeft een eenmanszaak. Het gaat echter erg slecht met de zaak.

a. Kan Kees de Graaf zichzelf failliet verklaren? Licht het antwoord toe.

b. Welke fase gaat meestal vooraf aan een faillissement?

c. Worden de privé bezittingen van Kees in het faillissement betrokken?

Oefenopgave 8
Leg kort uit wat verschil is tussen een natuurlijke persoon en een rechtspersoon.
Welke van de onderstaande organisatievormen is een rechtspersoon?

A. Eenmanszaak
B. Vennootschap onder firma
C. Besloten vennootschap
D. Maatschap

De eenvoudigste rechtsvorm is de eenmanszaak. Een eenmanszaak ….

A. heeft geen personeel in loondienst.
B. Bezit rechtspersoonlijkheid.
C. Heeft een eigenaar die alle zeggenschap heeft.
D. Heeft een eigenaar die het bestuur benoemt.

Een van de eisen voor de oprichting van een vennootschap onder firma is …..

A. een notariële akte.
B. Een inschrijving in het handelsregister.
C. Een verklaring van geen bezwaar van de minister van Economische zaken.
D. Toestemming van de gemeente.

Samenvatting

Op de balans worden de balansposten als volgt ingedeeld:

Balans
Vaste activa Eigen Vermogen
Vlottende activa Vreemd vermogen op lange termijn
Liquide middelen Vreemd vermogen op korte termijn

De posten op de balans geven de waarde van de onderneming / organisatie aan op een bepaald tijdstip.

Dubbel boekhouden:
1. Aantekenen van de veranderingen in de samenstelling van het eigen vermogen. Aan het einde van een periode: Bezittingen – schulden = eigen vermogen.
2. Aantekenen van de veranderingen in de grootte van het eigen vermogen.

Rechtsvorm: juridische vorm die een organisatie kiest:
• Ondernemingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid:
– eenmanszaak
– vennootschap onder firma
– maatschap.
• Ondernemingsvormen met rechtspersoonlijkheid:
– besloten vennootschap
– naamloze vennootschap.

Bij de keuze van een rechtsvorm spelen de volgende factoren een rol:
• Continuïteit
• Financiering
• Juridische aansprakelijkheid
• Leiding, besluitvorming en zeggenschap.

Als een organisatie in financiële problemen komt, kan surseance van betaling aangevraagd worden. Als de financiële problemen niet opgelost worden kan een faillissement volgen.

  • Werving en selectie
  • Vacature plaatsen
  • Vacatures zoeken
  • Waarom WR?
  • Blog
  • Contact
  • Sitemap

© 2022 WR

  • Werving en selectie
  • Vacature plaatsen
  • Vacatures zoeken
  • Blog
  • Contact